door Maaike Staffhorst
Bij haar tentoonstelling in Galerie Quintessens in 2003 schreef Fioen Blaisse zelf een tekst. Hierin brengt ze haar gedachten over haar werk op poëtische wijze onder woorden. Ze legt uit hoe het onderwerp ‘Dans’ in haar verankerd raakte en een inspiratie voor haar verdere leven werd. En ze vertelt dat muziek als ‘bron’ altijd bij haar is. Duidelijk maakt de beeldhouwster ook dat het haar veel tijd kost om een onderwerp te doorgronden, omdat het er niet om gaat wat je ziet, maar wat je voelt. Om dat gevoel in een beeld te vangen, is een zoektocht, meent ze. Ze besluit haar tekst, die leest als een gedicht, met de woorden: ‘In de stilte van mijn atelier, gaat de zoektocht verder.’
In dat atelier, in een oude school aan de 3e Wittenburgerdwarsstraat in Amsterdam, waar onder meer ook Constant, Arie Teeuwisse, Jan Meefout, Theresia van der Pant en de dansers Koert Stuyf en Ellen Edinoff hebben gewerkt, heeft Fioen Blaisse (1932) haar oeuvre opgebouwd.
Vanaf 1960 trok ze zich er vijf dagen in de week terug. ‘Al was het de laatste jaren misschien vier keer per week’, zegt haar echtgenoot Erik Blaisse. ‘Ze werkte heel hard, maar daar hoorde je haar niet over. Ze was erg gelukkig in haar atelier. Gelukkig en alleen.’
Het is dan ook tragisch dat Fioen Blaisse, sinds ze begin 2010 zeer ongelukkig ten val kwam, niet meer kan werken. Familieleden en Galerie Quintessens hebben in overleg met de beeldhouwster haar ateliercollectie geïnventariseerd, waarvan deze tentoonstelling het resultaat is.
Zodra je het oude klaslokaal betreedt, maakt het rumoer van het Amsterdamse stadsleven plaats voor een mystieke sfeer. Het licht dat door de grote hoge ramen naar binnen komt, wordt gefilterd door lichte, effen gordijnen. Het atelier geeft uitzicht op een ommuurde binnenplaats met enorme bomen. Hier zocht Fioen Blaisse de verstilling op.
Hoewel rust en harmonie de boventoon voeren, is de ruimte allesbehalve leeg. Haar fascinatie voor volkscultuur zien we terug in de talloze beeldjes en stenen die ze heeft meegenomen van haar reizen naar onder meer India, Tunesië en Israel. Mooie vormen hebben de gedroogde peulvruchten, berenklauwen en palmbladeren die ze een plek gaf in haar atelier. Bijzonder is ook haar verzameling dakpannen, uit alle windstreken en in allerlei varianten. Voor alles geldt dat het met zorg en liefde geplaatst is -dat zie je en dat voel je- tot haar gereedschap dat bestaat uit vijlen, raspen, borstels, kwasten en harkjes aan toe.
Hier omringde Fioen Blaisse zich ook met haar eigen beelden, voornamelijk danseressen in opperste concentratie. De gezichten zijn nooit uitgewerkt omdat ze niet een individu maar de dansende mens wil verbeelden. Een beeld van haar kan zelfs een hele dans zijn.
Aan de muur hangt een papierschets van een vlinder, een belangrijk terugkerend motief in haar werk. Veel danseressen dragen een cirkelvormig instrument, dat voor de beeldhouwster tegelijk een tamboerijn, een vlinder en een zonneschijf kan zijn. Stuk voor stuk fungeren ze als symbool van de cirkelgang van het leven.
Haar belangstelling voor dans dankt ze aan een bijzondere ontmoeting. In een interview vertelde ze daar eens over: ‘In de zomer van 1970 had ik het voorrecht een grote persoonlijkheid in de danskunst te leren kennen. Tijdens de voorbereidingen voor haar tournee maakte ik studietekeningen van haar; de gelukzalige momenten van ontroering en spanning van 't ogenblik, voor de eerste stap gezet wordt. Door haar, heb ik dat tijdloze gebied leren kennen. Een inspiratie voor mijn verdere leven.’
Op een hoge sokkel torent Brita, een danseres van wie Fioen Blaisse een aantal portretten maakte, waarvan onder meer Museum Beelden aan Zee een exemplaar in de collectie heeft. Opvallend aan het portret in het atelier is het bijzondere patina van een gloedvol karmozijnrood en helder koper. Als het brons van de gieterij kwam, volgde altijd een intensief en langdurig proces: het patineren. Dat deed ze ook bij grote buitenbeelden die ze in opdracht maakte. Met de kleuren verhevigt ze het innerlijk van de beelden.
De gloed die Fioen Blaisse haar beelden geeft, zou je ook kunnen zien als een verbeelding van de zonsondergang zoals zij die bijvoorbeeld tijdens een reis naar Tunesië heeft ervaren. Daar keek zij tegen het vallen van de avond naar danseressen die, met een doek om hun heupen geknoopt, opgingen in hun traditionele dansen. Hun silhouetten afstekend tegen de hemel, waardoor ze als individuen niet herkenbaar zijn. Zo is ze in haar beelden de nadruk gaan leggen op vorm en contour. De knopen zien we terug in haar eerste ‘Danseressen’ uit 1972-1973.
Voor haar serie ‘Reidans’, die ze zowel in inkt op papier als in brons heeft gemaakt, heeft een Georgische dansvoorstelling model gestaan: een aaneengesloten groep dansers met in de lucht gestoken tamboerijnen tillen synchroon hun voeten op waardoor ze lijken te zweven. Hier wordt duidelijk dat het de beeldhouwster gaat om de spanning die voorafgaat aan die beweging, niet de actie zelf. Haar figuren zijn licht achterovergebogen. Een voet onder het gewaad doet een pas voorwaarts. De spanning in het lijf van de danseressen zit overal, ontdek je als je om de beelden heen loopt. Ze bestaan van alle kanten. Zo laat de kunstenares, die denkt in volumes, zien hoe een ziel danst.
In een zijkamer van het atelier, van waaruit we schepen op het IJ kunnen zien varen, bewaart Fioen Blaisse haar collectie tekeningen. De doorkijkjes, oosterse poortjes en danseressen lijken in spontane vegen opgebracht maar ogen allerminst ondoordacht. De werken dragen titels als: ‘Dans’, ‘Reidans’ of kortweg: ‘Oosters’.
Bij de deur hangt de oorkonde die hoort bij de Singerprijs die ze in 1988 ontving voor haar complete oeuvre. Op een plankje staat een foto waarop de beeldhouwster haar werk toont aan koningin Beatrix, tijdens de opening van een tentoonstelling in de Beurs van Berlage in Amsterdam in datzelfde jaar.
Niet onbelangrijk is de bescheiden muziekinstallatie in het atelier. ‘MUZIEK beïnvloedt mijn leven’, schreef Fioen Blaisse zelf in kapitalen. ‘Muziek is haar tweede liefde, dat heeft ze van huis uit meegekregen’, bevestigt Erik Blaisse. ‘Ze groeide op in een muzikaal gezin. Van haar vader kreeg zij op haar vijfde al haar eerste vioollessen, hij was violist bij het Concertgebouworkest. Helaas overleed hij toen zij pas zes jaar oud was. Haar moeder studeerde aan het conservatorium en stierf ook jong. Fioen is lang blijven spelen, in trio’s en kwartetten.’
Toch koos ze ervoor om beeldhouwster te worden.
Ze volgde aan de Opleidingsschool voor tekenleraren de cursus portretboetseren en werkte regelmatig in het atelier van beeldhouwer, graficus en tekenaar Paul Koning (1916-1998). In deze inspirerende omgeving ontmoette zij Wessel Couzijn en diens vrouw Pearl Perlmutter, Willem Reijers en Ben Guntenaar: allemaal vooruitstrevende abstract werkende beeldhouwers. Interessant is dat Fioen Blaisse haar eigen weg ging. Op haar zesentwintigste gaat ze naar de Gerrit Rietveldacademie, ze zal een oeuvre opbouwen waarin het geabstraheerde figuratieve element overheerst.
Haar eerste opdrachten, kinderportretten, kwamen van particulieren. In 1968 werd voor het eerst een beeld van haar in de open lucht geplaatst: een bronzen olifant voor het kindertehuis Amstelstad in Amsterdam. In 1979 maakte ze voor de Utrechtse Maliebaan, op steenworp afstand van Galerie Quintessens, het bijna twee meter hoge beeld ‘Danseres met tamboerijn’.
Thuis wordt er over werk niet gesproken. Erik Blaisse: ‘Ik heb een heel ander vak.’ Zelf vindt hij haar werk ‘zeer persoonlijk en zeer esthetisch’. Bovendien: ‘Er zit meer in dan esthetica, namelijk kleur en verhaal en harmonie. Dans is abstract, dat zijn haar beelden ook. Wat zij met een beeld kan zeggen, is een bepaalde ontroering uitgedrukt in een danspas. Als je dat kan weergeven, ben je een kunstenaar.’
‘Over beelden moet eigenlijk niet gesproken worden’, is een gevleugelde uitspraak van Fioen Blaisse zelf. Hiermee wilde zij zich er allerminst gemakkelijk vanaf maken. Juist wil zij dat haar publiek zich kan concentreren op de zeggingskracht van haar werk. Ook maakt zij met deze woorden duidelijk hoe persoonlijk haar beelden zijn. ‘Met de taal kom je niet ver’, verklaart echtgenoot Erik Blaisse. ‘Naar haar beelden moet je kijken, daar zijn ze voor gemaakt.’
Galerie Quintessens - Nieuwegracht 53 - 3512 LE UTRECHT - Tel: 30 2322351
This email address is being protected from spambots. You need JavaScript enabled to view it. - www.galeriequintessens.nl
Openingstijden: woensdag tot en met zaterdag van 12 tot 17 uur