Minister Ronald Plasterk (PvdA, Cultuur) wil dat er een richtlijn komt voor de betaling door kunstinstellingen aan beeldend kunstenaars. Voor het bepalen van de hoogte van deze zogenaamde ‘hang- en stagelden' zal worden gekeken naar de richtlijnen die in omringende landen gangbaar zijn.
Dat schrijft Plasterk in een brief aan het Platform Zonder Kunstenaars Geen Kunst, dat in een pamflet de noodklok had geluid over de inkomenspositie van beeldend kunstenaars. „Ik vind dat kunstenaars betaald moeten worden voor het werk dat zij leveren", aldus Plasterk in de brief van 16 juni jongstleden. „Kunstenaars zijn het hart van de sector. Financiering van tentoonstellingen moet beginnen bij de kunstenaar. Het tentoonstellingshonorarium mag geen sluitpost van de begroting zijn."
Tijdens het algemeen overleg van de Commissie Beeldende Kunst, eind maart in de Tweede Kamer, noemde minister Plasterk het invoeren van hanggeld nog „overregulering" en geen taak van de overheid. Wel deed hij toen de toezegging om zich te verdiepen in bijvoorbeeld het tarievensysteem dat de Britse Arts Council hanteert voor beeldend kunstenaars.
Op dit moment bestaan er in Nederland geen vaste vergoedingen voor kunstenaars die in musea of andere presentatieruimtes exposeren. Veel kunstenaars zijn afhankelijk van individuele subsidies, maar in het nieuwe beleid van het Fonds BKVB neemt het aantal stipendia juist af.
Het Platform Zonder Kunstenaars Geen Kunst noemt de maatregel „een druppel op de gloeiende plaat". Het kunstbeleid is volgens woordvoerder Anne Berk „gericht op het financieren van kunstinstellingen. Niet op kunstenaars."
Tijdens een bijeenkomst met Kamerleden in maart vertelde kunstenaar Zeger Reijers over over de Ouborgprijs (4.700 euro) die hij vorig jaar won. Daarbij hoorde een expositie in het Haags Gemeentemuseum. Maar budget voor de productiekosten of een honorarium was er niet, en dus eindigde de kunstenaar met een verlies. Het gemiddelde maandinkomen van beeldend kunstenaars in Nederland ligt rond de 900 euro bruto.