Gerrit Bolhuis en de NKvB
Nelleke van Zeeland
Op 20 maart 2009 opent in Beelden aan Zee een tentoonstelling over ons lid Gerrit Bolhuis (1907 - 1975). Ter gelegenheid van die expositie schreef kunsthistorica Nelleke van Zeeland speciaal voor de Kring-site een kort overzicht van Gerrit's leven en zijn aanvankelijk moeizame contacten met de toenmalige Amsterdamse regio van de NKvB.
De Amsterdamse kunstenaar Gerrit Bolhuis (1907 – 1975) was het prototype van de artists’ artist. Hij werd geroemd, benijd en gesteund door collega-beeldhouwers, maar is onder het grote publiek eigenlijk nooit bekend geworden. Toch heeft Bolhuis meerdere grote opdrachten gekregen voor sculptuur in de openbare ruimte, met name monumenten en gedenktekens. Veel van deze opdrachten had hij te danken aan connecties die hij had met medestudenten op de Amsterdamse Rijksakademie, waar hij tussen 1930 en 1934 studeerde onder Jan Bronner. Bolhuis zelf was erg introvert en hield zich op de achtergrond, maar veel van zijn studiegenoten belandden na hun opleiding in advies- en aanbevelingscommissies. Een belangrijke commissie was die commissie van advies van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers, die regelmatig werd ingeschakeld door de overheid om te adviseren over het verlenen van opdrachten en het aankopen van kunstwerken.
Dat Bolhuis’ toetreding tot de Kring erg moeizaam is verlopen, wordt duidelijk uit het archiefmateriaal, dat is ondergebracht bij het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie te Den Haag (archiefnummer 212). Vooral in de bestuursstukken is deze episode aardig te volgen. Hoewel het materiaal goed geordend is, is het toch lastig om alle haken en ogen van een kwestie te achterhalen. Veel stukken zijn op naam van schrijver of organisatie geordend (en ook weer op periode), waardoor er bij onderzoek naar een specifieke gebeurtenis, toch nog her en der hiaten ontstaan.
Na het winnen van de Prix de Rome in 1934 en zijn reizen naar Parijs en Italië, keerde Bolhuis terug naar Nederland. De eerstvolgende stap was een lidmaatschap van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers. Inschrijving bij de in de jaren twintig opgerichte afdeling Amsterdam leek voor de hand liggend, omdat deze tot doel had aan de Amsterdamse kunstenaars gemeentelijke opdrachten te verlenen en hun werk aan te kopen. Bolhuis meldde zich in het voorjaar van 1938 aan. Bij de eerste vergadering waren er te weinig leden aanwezig om tot een geldige stemming te komen, maar bij een volgende stemming werd met een miniem verschil tegen zijn toetreding gestemd. Met 7 tegen 6 stemmen en 1 blanco stem, werd zijn werk onvoldoende bevonden.
Veel Amsterdamse leden en vrienden van Bolhuis waren hierdoor diep beledigd. Bolhuis had slechts enkele jaren eerder de prestigieuze Prix de Rome gekregen en zijn niveau zou nu niet hoog genoeg zijn voor de Kring?! Velen vonden dat door dit besluit de jury van de Prix, dat bestond uit Lambertus Zijl, John Rädecker, Adriaan Pit en de professoren Bronner en Van Moerkerken, geschoffeerd werd. Daarbij kwam nog eens dat er al meer onvrede was over het bestuur van de Amsterdamse Kring. Afspraken over het maximum inkomen dat kunstenaars mochten verdienen om voor een opdracht in aanmerking te komen, werden zomaar doorgevoerd en ook andere gerespecteerde kunstenaars werden niet toegelaten. Met dit Bolhuis-incident had het Amsterdamse Kring-bestuur de poppen echt aan het dansen. Zeven leden, waaronder John Rädecker en Han Wezelaar zegden uit protest hun lidmaatschap van de Kring Amsterdam op.
De afwijzing van Bolhuis werd vervolgens aangevochten bij het landelijk bestuur en na heel wat geharrewar werd uiteindelijk besloten om zijn werk opnieuw te laten beoordelen door de algemene ledenvergadering. Na deze roerige tijd kon Bolhuis dan toch toetreden tot de Kring. Velen zouden misschien niet eens meer hebben willen toetreden na zo’n affaire, maar voor Bolhuis is zijn lidmaatschap altijd erg zinvol gebleken. Al snel kreeg hij opdrachten via de Kring en dit zou de rest van zijn carrière zo blijven. In andere archiefstukken in het RKD is bijvoorbeeld terug te vinden dat Bolhuis werd voorgedragen voor de opdrachten in Epe (Bevrijdingsmonument, 1948), Beverwijk (Oorlogsgedenkteken, 1949), Amsterdam (Monument voor gefusilleerden, 1954), Willemstad, Curaçao (Willem de Zwijger, 1959) en Emmeloord (Jongen met vis, 1962), opdrachten die hij zonder zijn lidmaatschap toentertijd veel moeilijker of misschien wel helemaal niet had kunnen krijgen.
Vanaf 20 maart 2009 is in museum Beelden aan Zee te Scheveningen de tentoonstelling Gerrit Bolhuis (1907 – 1975) te zien. Tegelijkertijd verschijnt er een gelijknamige monografie met verschillende essays en een geïllustreerde oeuvrecatalogus.