In memoriam bij het overlijden van Kringlid Eva Mendlik (5 mei 1928 – 30 december 2014)
Gerhild Tóth-van Rooij
Eva Mendlik was voor mij een heel bijzondere vrouw. Daarover later meer omdat ik voor ons gezin, Galerie Bloemrijk Vertrouwen en namens de vakverenigingen Arti & Amicitiae en de NKvB spreek. Wij waardeerden allemaal haar zachtmoedige, markante persoonlijkheid en kunst. Als kleindochter van schilder Oszkár Mendlik en beeldhouwster Julie Mijnssen, beiden Prix de Rome-winnaars, maakte kunst al vroeg deel uit van haar leven. Zelf werd ze opgeleid aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam bij Jan Bronner en Piet Esser en had tijdgenoten als Jan Wolkers. Eva studeerde daarna aan de École Nationale Supérieure d'Architecture et des Arts Décoratifs (nu Art Visuel) te Brussel bij Oscar Jespers. Na anderhalf jaar in Italië en Frankrijk werkte zij bij Giacomo Manzù in Salzburg en Milaan. Ze keek over de grenzen.
Ik heb haar als kunstenaar pas goed leren kennen nadat mijn schoonouders mij in 2008 een catalogus gaven, maar daarvoor was er al een warme band en genoot ik van haar elfachtige wezen. We zochten elkaars nabijheid en Eva kwam onregelmatig in onze galerie in gezelschap van anderen (die haar reden). We hadden altijd goede gesprekken over kunst, maar ik had geen idee hoe actief ze was. Later vertelde ze me dat ze die onbevangenheid juist zo op prijs had gesteld. In 2008 heb ik meteen gevraagd of zij niet eens bij ons wilde exposeren. Dat wilde ze wel maar niet op korte termijn, de expositie bij Arti et Amicitiae en de catalogus- uitgave hadden teveel gevraagd, ik moest er maar op terugkomen.
Voor die tijd stonden Eva en ik na afloop van een Hongaars-Nederlandse kerkdienst pratend over de theetafel gebogen. De ambassadeur tikte op haar rug en zei: “U bent met uw zusje.” We waren geen familie en er was een groot verschil in jaren, maar onze band was zichtbaar. We lachten en Eva loste alles op door te zeggen: “Ja, kunstzusjes”. Vanaf dat moment zeiden we als er niemand bij was, zus in de kunst. Toen Andries en ik Eva aan haar belofte herinnerden, kwam in 2012 haar laatste grote tentoonstelling in onze galerie. Naast haar penningen en beelden toonden we etsen van Heine Noordstra. De ambassadeur, Z. E. de heer Gyula Sümeghy, opende de expositie: het was een feest.
Nog voordat ze succesvol bij ons exposeerde, mocht ik, met dank aan opdrachtgever Edwin van Schie, een interview schrijven voor het “Hongarije Magazine Most Magyarul”.
Na publicatie belde secretariaatsmedewerker Linda Asseper namens de NKvB hoe het mogelijk was dat ik Eva zover gekregen had en of ze het op de website mocht publiceren. Voor wie het niet weet, als je bij de Nederlandse Kring van Beeldhouwers bent toegelaten, kun je wat en hoor je tot de beste beeldhouwers van Nederland. Op hun website las ik: “Eva bleef de beeldhouwkunst trouw, was 54 jaar Kringlid en een van de liefste leden van onze vereniging.” Tot en met de voorlaatste algemene ledenvergadering was ze aanwezig en een geziene gast op de Nieuwjaarsbrunches. “De NKvB gaat haar ontzettend missen.”
Eva was aimabel. Ze volgde onze dochter Valentina vanaf 2006, toen zij bij de Hongaarse herdenking piano speelde. De pianostukken die vandaag afgespeeld worden, speelde Eva graag, maar heeft zij ook van Valentina gehoord.* Na het overlijdensbericht schreef Valentina meteen: “Oh wat erg, Eva was zoooo lief.”
Bij Arti et Amicitiae nam Eva eveneens een speciale plaats in. Zij was 59 jaar lid en leverde tot het laatst werk voor de salons op postkaartformaat, zoals op de rouwkaart. Eva exposeerde er in 1960 voor het eerst en bij haar 80ste verjaardag kreeg ze de oeuvretentoonstelling, waarbij de genoemde catalogus uitkwam. Bij het 175-jarig bestaan van de landelijk zeer gewaardeerde vereniging werd op 3 december het eerste exemplaar van het jubileumboek aan Eva overhandigd. Op een prachtige foto daarvan staat Eva met dop-mutshoedje in pasteltinten gekleed centraal op de trap, omringd door prominente leden.
Eva Mendlik was de laatste nog levende kunstenaar van “De tweede generatie van De groep figuratieve abstractie”. Voor degenen die niet weten hoe beeldbepalend “De groep” voor onder meer de beeldhouwkunst en het academische kunstonderwijs was, noem ik de namen, om u een idee te geven bij wie Eva hoorde. De eerste generatie bestond uit Louis Royer, oud- directeur van de Rijksacademie, Richard Nicolaüs Roland-Holst, schilder, tekenaar, etser en later directeur van de Rijksacademie, en Prof. Jan Bronner, die wordt beschouwd als de grondlegger in Nederland van de combinatie beeldhouwen-architectuur, waaruit De Groep voortkwam. Wat was die Rijksacademie fantastisch, daar kwam Eva vandaan, uit de tijd voor de recente bezuinigingen en de reorganisatie in de jaren tachtig.
Die tweede generatie van De Groep waar Eva toebehoorde bestond uit haar docent Prof. Piet Esser, Prix de Rome winnaar en opvolger van Bronner; Mari Andriessen die De Dokwerker maakte; Dom Hans van der Laan, uitvinder van het 'plastisch getal', een driedimensionale gulden snede; Prof. Paul Grégoire, De filosoof van de arabesk’; Prof. Carel Kneulman, dichter-zanger, graficus, beeldhouwer, u kent vast Het Lieverdje van deze docent aan de Gerrit Rietveld Academie; zijn klasgenoot Prof. Cor Hund, gouden Prix de Rome winnaar die lesgaf aan de Rijksacademie; Charlotte van Pallandt, van wie u vast de Juliana en Wilhelmina kent; Han Wezelaar, die Wibaut in een beeld ving en zo belangrijk was voor de emancipatie van de sculptuur in Nederland; en van Eva Mendlik kennen velen de bronzen Ko Arnoldi in de schouwburg; zij en studiegenoot Johan Sterenberg, die aan de Minerva Academie de figuratieve abstractie doorgaf; en vriendin en studiegenoot Theresia van der Pant, die beeldhouwen en tekenen gaf aan de Rijksacademie en van wie het ruiterstandbeeld Wilhelmina vlakbij Arti staat, hoorden ook bij deze illustere groep. In dit gezelschap was Eva een poëet in klein bestek in haar penningen, in monumentale beelden in de openbare ruimte, in grote tekeningen en pastels en ook op postkaartformaat. Haar werk bleef zacht maar krachtig.
Tot mijn dierbaarste herinneringen horen de wandelingen langs beelden die ik ‘stapvoets’ met Eva maakte. Ik ga niet vertellen welke, maar hier komt de wandelstok ter sprake. Eva kon, wanneer we een beeld opnieuw passeerden, opkijken en zeggen “Ja”, maar ze kon zich ook opwinden omdat ze een beeld aanstellerig vond, niet op zijn plaats of gewoon niet goed. Ik ken echt niemand die daar zo onverbloemd in het openbaar op reageerde als Eva. Ze kon dan ook heftig op de grond stampen met haar wandelstok, één keer brak die bijna. Mijn zus in de kunst zal ik nooit vergeten en als ik die beelden zie, wandelt ze met me mee en altijd zal ze me een glimlach ontlokken.
Uitgesproken in de aula van Begraafplaats Westerveld, Duin en Kruidbergweg 2-6 te Driehuis
op 7 januari 2014 om 14.15 uur Gerhild Tóth-van Rooij