Gijs van Poecke
Gijs van Poecke ziet zijn eigen kunstenaarschap als de moderne interpretatie van de Sjamaan. Voor hem is de totempaal het begin geweest van de beeldhouwkunst. Hij trekt de vergelijking tussen een totem en een mythologisch beeld. Zijn kunstwerken benaderd hij daarom ook als totems. Omdat hij beelden vanuit zijn onderbewustzijn, dat in zijn hoofd nog fantasie is, naar de werkelijkheid brengt beïnvloed hij op die manier weer het onderbewuste van de kijker.
Hij vind het belangrijk dat zijn werk altijd een mythische potentie heeft. Hij speelt met de abstracte en mystieke functionaliteit van de voorwerpen om zo de fantasie van de kijker te prikkelen. De kijker wordt uitgenodigd zijn eigen interpretaties aan de beelden toe voegen om zo een persoonlijke connectie met het werk te leggen. Voor van Poecke is de mythologische potentie van belang om een krachtige, bovenmenselijke energie bij de kijker te genereren. Aan de hand van kleine details brengt van Poecke veel dynamiek in zijn werk waardoor de beelden in het hoofd van de kijker beginnen te functioneren en bewegen.
Zijn werk haalt voornamelijk inspiratie uit de filosofie van Joseph Campbell en het totemistische principe van Émile Durkheim.