Nina Gebhard
Het gaat mij vooral om het innerlijk. Niet over mooi, maar over echt. Ik onderzoek in mijn werk ‘het mens-zijn’. Wie is deze persoon? In wat voor staat van zijn bevindt hij of zij zich nu? Ik kijk aandachtig en zonder oordeel naar de mens die voor me staat, en probeer die persoon in mijn werk recht te doen. Kwetsbaarheid speelt hierin mee, evenals de gemoedstoestand en/of het karakter van de geportretteerde. Ik probeer als het ware via de buitenkant de binnenkant te vangen; te zien en te laten zien. Ik werk op de tast, zoekend, zowel in mijn beeldhouwwerk als in de tekeningen en schilderijen.
Ik werk het liefst naar het naakte lijf omdat dan niet alleen de kleren, maar ook veel van iemands aangeleerde manieren van maskeren wegvallen. Het openlijk getoonde, nergens verhulde lichaam laat veel meer zien hoe deze mens zichzelf draagt, voelt, ziet; de houding die te zien is in de voeten, het hoofd, de handen, de borstkas… Het 'ontbloot'.
De gebeeldhouwde portretten zijn meestal op ware grootte, en tonen een deel van de torso – en liever nog, van de gehele levensgrote figuur, zodat iemand er echt stáát.
Anatomisch gezien probeer ik trouw te zijn aan het lichaam van de geportretteerde, maar ik boots het huidoppervlak bewust niet exact na, omdat ik dat wat aan de oppervlakte ligt juist bevraag.